Autisme is een ernstige

Inleiding

Autisme is een ernstige ontwikkelingsstoornis, er is een afwijking in het functioneren van de basale functies van de persoon die zich vooral uit in de taalontwikkeling, perceptie, motoriek en sociale functies. De belangrijkste typerende kenmerken hierbij zijn: weinig tot geen sociale omgang of het aangaan van sociaal contact op een verkeerde manier, het beperkt vermogen om te communiceren, het beperkt vermogen of zelfs onvermogen tot inbeelden of inleven en het moeilijk kunnen accepteren of omgaan met veranderingen.

Daarnaast is er soms ook sprake van stereotiep gedrag. Dit uit zich in het herhalen van woorden, bewegingen en activiteiten. Ook de interesses zijn zeer stereotiep.

Autisme wordt vaak in media gebracht als een stoornis met een partiële begaafdheid. We moeten er ons echter van bewust zijn dat dit niet steeds bij alle kinderen aanwezig is.

DSM IV TR

Criteria van autisme volgens DSM IV

  1. Er moeten minstens zes items van (A), (B), en (C) aanwezig zijn met minstens twee van (A), en één van (B) en (C):
  1. kwalitatieve tekortkomingen in sociale interactie zoals blijkt uit tenminste twee van de volgende:
  1. opvallende tekortkomingen in het gebruik van meerdere non-verbale gedragingen zoals oogcontact, gezichtsuitdrukking, lichaamshouding en mimiek (welke sociale wisselwerking regelt);
  2. tekortkoming in het ontwikkelen van vriendschappen met leeftijdsgenoten in overeenstemming met het ontwikkelingsniveau;
  3. een gebrek in het spontaan delen van plezier, interesses, of prestaties met andere mensen, (bv., door een tekortkoming in het verduidelijken van interesses naar anderen mensen);
  4. een gebrek in sociale of emotionele wederkerigheid(bijv. doet niet actief mee aan eenvoudige spelletjes die men alleen moet doen; betrekt andere kinderen uitsluitend als “mechanisch hulpstuk” bij spelletjes);
  1. kwalitatieve tekortkomingen in communicatie zoals blijkt uit minstens één van de volgende:
  1. vertraging in, of een totaal gebrek aan, de ontwikkeling van de gesproken taal (welke niet gevolgd wordt door een poging dit te compenseren door alternatieve mogelijkheden van communicatie, zoals gebaren of mimiek);
  2. bij individuen met goede spreekvaardigheid, opvallende tekortkomingen in het starten of onderhouden van een gesprek met anderen;
  3. stereotype of herhaald gebruik van taal of eigenaardig taalgebruik;
  4. een gebrek in gevarieerd, spontaan fantasiespel of sociaal imitatiegedrag overeenkomstig het ontwikkelingsniveau;
  1. opvallend beperkt en stereotype gedragspatroon, interesses en gedragingen zoals blijkt uit minstens één van de volgende:
  1. overdreven in beslaggenomen zijn door een of meer stereotiepe en beperkte interessegebieden, welke abnormaal zijn in intensiteit of concentratie;
  2. blijkbaar onverzettelijk ten opzichte van specifieke, niet functionele handelingen of rituelen;
  3. stereotype en repeterende lichaamsbewegingen (zoals handflappen of draaien met de handen, of complexe bewegingen van het hele lichaam);
  4. hardnekkige preoccupatie met gedeeltes van objecten.
  1. Er is sprake van vertragingen of abnormaal functioneren in ten minste één van de volgende gebieden, binnen de eerste drie levensjaren:
  1. sociale interactie,
  2. sociaal taalgebruik,
  3. imitatie-of fantasiespel.
  1. De stoornis kan niet verklaard worden als het syndroom van Rett of Childhood Disintegrative Disorder.

Verschillende soorten

Er zijn heel wat begrippen die het spectrum van autisme indelen of die als synoniem gebruikt worden. We beschrijven het spectrum als het geheel van autistische stoornissen die dus verschillende uitingsvormen kunnen hebben. Al deze vormen hebben met elkaar gemeen dat er problemen zijn in het contact. Het is echter zo dat het spectrum ruimer is dan enkel de stoornissen die samenhangen met autisme. Er zijn dus ook heel wat andere stoornissen die hieronder kunnen vallen zoals vb. hechtingsstoornissen, stoornissen ten gevolge van verwaarlozing …

Om verwarring te vermijden wil ik de verschillende soorten autismespectrumstoornissen even kort toelichten. Hiervoor gebruik ik graag de indeling van DSM-IV.

DSM-IV vernoemt de pervasieve ontwikkelingsstoornissen als overkoepeling van alle autismespectrumstoornissen of gewoonweg autisme. Pervasief is een term die afgeleid is uit het Engels maar die in het Nederlands niet bestaat. Er wordt bedoeld met ‘pervasief’ dat de stoornis gevolgen heeft op alle ontwikkelingsvlakken. Hieronder vallen de autistische stoornis, het syndroom van Rett, desintegratiestoornis van de kinderleeftijd, syndroom van asperger en PDD-NOS.

De autistische stoornis

De autistische stoornis wordt soms ook vermeld als syndroom van Kanner, afkomstig van de Oostenrijkse kinderpsychiater Leo Kanner. Men spreekt ook van ‘kernautisme’, ‘klassiek autisme’ of gewoon ‘autisme’, dezelfde term die ook gebruikt wordt voor de verwante stoornissen.

Leo Kanner is samen met Eisenberg één van de pioniers van autisme. In 1943 ontstond de eerste beschrijving van autisme. Kanner bestudeerde 11 kinderen met autistische kenmerken die hij benoemde als ‘vroeg infantiel autisme’ of anders gezegd ‘vroeg kinderlijk autisme’. Toch mag men er door deze term niet van uitgaan dat autisme enkel bij kinderen zou bestaan want het is geen geneesbare aandoening (Uta Frith).

Alle 10 kenmerken die Kanner en Eisenberg beschreven herleden ze in de loop van de tijd tot 2 belangrijke kenmerken die erg typerend waren voor autisme. De reden hiervoor was dat de andere kenmerken ook bij andere stoornissen konden voorkomen. De 2 kenmerken die zij voor ogen hielden waren het extreem vermijden van sociaal contact en het dwangmatig willen constant houden van de directe omgeving (Furneaux en Roberts, 1981).

Na Kanner werden de autisme-onderzoeken doorgezet door Lorna Wing.

Het syndroom van Rett

Het syndroom van Rett is een stoornis die een ernstige geestelijke en lichamelijke handicap als gevolg heeft. Het is een redelijk zeldzame, maar ernstige stoornis die eigenlijk enkel bij meisjes voorkomt. Er kan bij uitzondering ook een jongen deze stoornis ‘overleven’, maar dit is echter uitzonderlijk. De reden dat deze stoornis vrijwel enkel bij meisjes voorkomt is doordat het een X-gebonden én dominante stoornis is. Wanneer jongens dus in het bezit zijn van dit gen, sterven ze al voor de geboorte. Het is dus een letale stoornis. Deze stoornis heeft een abnormale ontwikkeling tot gevolg: abnormale hoofdgroei, stereotiepe handbewegingen, verlies van verworven vaardigheden…, De stoornis gaat steeds gepaard met een mentale beperking.

Het syndroom van Heller

Het syndroom van Heller wordt ook wel de desintegratiestoornis van de kinderleeftijd genoemd of Childhood Disintegrative Disorder zoals gebruikt in DSM IV. Kinderen met deze stoornis lijken zich eerst normaal te ontwikkelen, maar voor de leeftijd van 10 jaar bereikt wordt, raken ze gekende vaardigheden terug kwijt. Door dit later ontstaan en door de eerst schijnbaar normale ontwikkeling wordt deze stoornis niet snel opgemerkt. Er is nog geen duidelijke relatie met autisme kenmerkbaar. De stoornis wordt op basis van bepaalde gedragskenmerken vastgesteld. De taal, communicatie, sociale vaardigheden en de motoriek gaan achteruit. Er is sprake van repetitief gedrag en soms is er blijvende mentale retardatie.

Syndroom van Asperger

Zoals de naam het zelf zegt, was het Asperger die de grondlegger was van deze stoornis. Eigenlijk deels onterecht, want de eerste symptomen die Asperger beschreef waren die van autisme, maar tijdens die periode kreeg Kanner de bovenhand met zijn geschriften. Asperger had er ook minder voordeel bij daar zijn artikels in het Duits waren en onvertaald bleven. Hans Asperger was een Oostenrijkse kinderarts die in 1944 tot een definitie kwam die men later zou toewijzen aan kinderen met het syndroom van Asperger. Het was Lorna Wing die voor het eerst de term ‘syndroom van Asperger’ toekende (Uta Frith)

Read also  Divorce Separation Children

Asperger beschreef de kinderen met deze stoornis met kenmerken als ‘weinig inlevingsvermogen, weinig sociale vaardigheden met als gevolg weinig vriendjes, onhandige motoriek en diepgaande interesse in beperkte zaken’. Dit laatste wordt soms ook wel ‘fiepen’ genoemd. Daarmee wordt bedoeld het heel gedetailleerd kunnen praten over een favoriet onderwerp. Asperger noemde deze kinderen soms ook wel eens ‘kleine professoren’.

Deze stoornis komt voor bij normale intelligentie en hoogbegaafde kinderen. Er is een normale taal- en cognitieve ontwikkeling. Dit heeft echter een nadelig gevolg omdat de signalering vaak veel later gebeurd. Wat wel overeenkomt met klassiek autisme is de verstoorde sociale vaardigheden en de stereotiepe patronen in gedrag en interesses. Empathie is een moeilijk begrip bij deze mensen.

PDD-NOS

PDD-NOS is de afkorting van Pervasive Developmental Disorder – Not Otherwise Specified, vertaald spreken we van een pervasieve ontwikkelingsstoornis niet anders omschreven. Het is een verzameling van symptomen die niet gecategoriseerd kunnen worden bij één van de andere stoornissen. Deze ontwikkelingsstoornis bevat dus alle restgevallen die m.a.w. niet aan de criteria van het klassieke autisme, de stoornis van Asperger, stoornis van Rett of desintegratiestoornis. PDD-NOS hoeft niet perse een vorm van autisme te zijn, ook andere stoornissen kunnen hieronder geplaatst worden. Hieronder vallen en meervoudige complexe ontwikkelingsstoornis.

DSM-IV geeft enkele richtlijnen op voor het juist situeren van de stoornissen onder PDD-NOS. Er moet een duidelijke achterstand zijn in het sociaal functioneren waarbij communicatie beperkt is (zowel verbaal als mimiek en lichaamstaal) en/of er is repetitief gedrag of interesses aanwezig. Ook mag de stoornis niet bij een andere pervasieve ontwikkelingsstoornis of schizofrenie passen.

Wat gaat er fout bij autisme?

Informatieverwerking: prikkeloverdracht

Bij normale ontwikkeling kunnen we de binnenkomende prikkels filteren. We halen de prikkels eruit die we willen waarnemen, deze die voor ons belangrijk zijn en negeren de omgevingsprikkels. Op die manier zorgen we er voor dat onze wereld van waarnemen gestructureerd is en niet chaotisch wordt. Deze manier van selecteren lukt echter niet bij kinderen met autisme. Het opnemen van informatie gebeurt op een heel andere manier. De informatie wordt anders opgeslagen en nog eens anders verwerkt.

Bij autisme is er een storing bij de overdracht van zintuiglijke prikkels naar de hersenen. Dit heeft als gevolg dat de informatie niet in zijn geheel aankomt, maar slechts deeltjes ervan. Een ander woord hiervoor is ‘fragmentarisch waarnemen’. Dit kan zowel op visueel of als op auditief vlak gebeuren. Het verband tussen verschillende dingen kan niet gemaakt worden of er worden onlogische verbanden gelegd.

Prikkelselectie

Als eerste punt hebben we dus de prikkelselectie die niet goed, zelfs bijna niet plaatsvindt. Kinderen met autisme kunnen moeilijk prikkels van elkaar onderscheiden en het wil hen maar niet lukken om bepaalde onbelangrijke prikkels (zoals vb. het tikken van de klok, het draaien van de wasmachine, …) te negeren. Ze kunnen ook de belangrijke informatie, zoals vb. de juf die iets vraagt, er niet uithalen. Ze beschikken niet over een filter die hier een onderscheid in maakt en dus heeft dit een ernstige weerslag op hun functioneren. Het moeilijk kunnen selecteren van de belangrijke prikkels zorgt ervoor dat het kind problemen ondervindt met informatieopname. Als gevolg hiervan kan het kind zich veel moeilijker concentreren, lijkt het niet op te letten of lijkt het afwezig, het kind voelt zich onrustig in drukke omgevingen, kan moeilijk antwoord geven of bepaalde belangrijke zaken opmerken. Deze prikkelselectie is merkbaar in alle zintuigen.

Onder- of overgevoeligheid van prikkels

Veel kinderen met autisme zijn erg gevoelig voor geluid of licht. Het tegendeel is ook waar, sommige kleuters reageren amper op hun eigen naam of op pijn. Beiden kunnen voor het kind als onaangenaam of zelf gevaarlijk bestempeld worden. Om het kind zo goed mogelijk te laten functioneren moeten dus overbodige prikkels zoveel mogelijk beperkt worden én moet men alert blijven voor genegeerde prikkels om de veiligheid van het kind te waarborgen.

Autisme bij kleuters

Al voor het 3e levensjaar zijn er kenmerken van autisme aanwezig.

De autistische kenmerken kunnen we groeperen in 3 groepen: sociale signalen, communicatieve kenmerken en gedragskenmerken.

Als eerste zijn er de sociale kenmerken. Bij het jonge kind met autisme is er een affectieve contactstoornis opmerkbaar. Anders dan bij de normale ontwikkeling waarbij contact nemen automatisch gebeurt, wordt er weinig tot geen contact gemaakt met anderen of het contact verloopt op een minder vlotte manier dan bij de normale ontwikkeling. Er is erg weinig tot zelfs geen interesse naar anderen toe. Het oogcontact blijft beperkt. Meestal spelen ze alleen of ze betrekken enkel vriendjes in het spel wanneer dit ‘praktisch’ is. Meestal spelen ze alleen terwijl ze leven in hun ‘eigen’ wereld. Soms is er bij kinderen met autisme moeite bij aanrakingen. Vanaf de babyleeftijd zijn er mogelijk al verschillen: het niet spontaan zoeken van contact, het lang uitblijven of zelfs afwezig zijn van de eerste lach…

Als tweede punt zijn er de communicatieve kenmerken. Tijdens communicatie wordt geen gebarentaal of mimiek gebruikt die passend is bij het gevoel of de betekenis van wat gezegd wordt. mimiek en lichamelijke communicatie van anderen wordt dan ook zeer moeilijk begrepen. Ze hebben geen besef waarom een ander iets op een bepaalde manier doet. Daarnaast komen taalontwikkelingsstoornissen ook vaak voor. De spraakontwikkeling kan vertraagd zijn of zelfs verdwijnen na een normaal spraakbegin. Er wordt weinig intonatie gebruikt, er is weinig variatie in toonhoogte. De begrippen ‘ik’ en ‘mij’ worden zelden of veel later gebruikt. Kinderen met autisme spreken soms in de tweede of derde persoon als ze het over zichzelf hebben. Vaak gebruiken ze ook woorden die ze zelf niet begrijpen door echolalie (het steeds herhalen wat een ander zegt) of hanteren ze een ouwelijk plechtstatig taalgebruik. In de spraak vind je dikwijls herhalingen, ongepast bij de situatie. De communicatie is vluchtig door de problemen op vlak van informatie-verwerking. De kleuter met autisme is als het ware contextblind, hiermee bedoel ik dat het de taal zeer letterlijk opneemt, het kan moeilijk iets bekijken vanuit de context, het geheel.

Read also  Childcare Essays - Effects of Media to Children

Deze communicatieve stoornissen zorgen er tevens voor dat de ontwikkeling van de kleuter op sociaal en cognitief vlak deels belemmerd wordt zoals vb. bij het opbouwen van relaties. Dit heeft ook een weerslag op de neuropsychologische functies of op het denken. Er is een tekort aan centrale coherentie. Het kind is amper in staat om een globaal beeld te krijgen van iets zonder zich te gaan focussen op details. Er worden weinig linken gelegd met andere situaties, personen, plaatsen…, Er is moeite om de samenhang van iets te zien. Ook is er een tekort aan executieve functies, de functies die instaan voor het plannen en organiseren. De kleuter heeft moeite met de volgorde van acties. Het raakt in de war wanneer het geen duidelijke houvast heeft of raakt overstuur wanneer een planning overhoop gehaald wordt. als laatste is er ook een beperkte Theory of Mind of het onvermogen om zich te verplaatsen in de denk- en leefwereld van een ander. Visuele en expliciete communicatie zijn erg belangrijk!

Ten derde zijn er de gedragssignalen. Kleuters met autisme zijn vaak gericht op dezelfde dingen, exploreren weinig met nieuw speelgoed en hun interesses zijn dikwijls beperkt maar zeer gefocust. Ze kunnen erg druk of overgevoelig zijn voor geluids- of gevoelsprikkels. Het tegendeel kan ook. Hechting kan aanwezig zijn, maar dan aan ongebruikelijke voorwerpen. Het speelgoed wordt niet adequaat gebruikt en er zijn heel wat stereotiepe bewegingen. Verder kan het kind ook bizarre reacties vertonen op de omgeving. De kleuter probeert de omgeving constant te houden en kan angstig reageren tegenover veranderingen. Nieuwe dingen die ze nog niet eigen zijn, kunnen de routine doorbreken en betekenen voor het kind met autisme een ware chaos.

Het denken van het kind met autisme verloopt erg chaotisch en onsamenhangend. Dit maakt het voor de ouders en school extra moeilijk om te achterhalen wat het kind bezighoudt.

Tot slot zijn er ook heel wat problemen bij de ontwikkeling van voorbereidende rekenvaardigheden. Het is dit laatste punt waarrond ik met de kleuters zal werken. Daarbij probeer ik mij zoveel mogelijk te richten tot het ‘leren spelen’.

Autisme en verstandelijke beperking

Autisme gaat niet steeds gepaard met een verstandelijke beperking, maar het grootste deel wel. Zo een 80% van de kinderen met autisme heeft ook een verstandelijke handicap. (Zeevalking, Mia, 2000)

Bij mensen met een verstandelijke beperking zien we dat de ontwikkeling vertraagd verloopt, dus weten we dat kinderen met autisme én een verstandelijke beperking zowel een ontwikkeling hebben die vertraagd is én die een heel andere weg volgt dan bij de normale ontwikkeling. Dit heeft als gevolg dat er een groot verschil kan ontstaan tussen de functies van het lichaam van het kind met autisme en een verstandelijke beperking. De taal-, motorische, cognitieve of andere ontwikkelingen kunnen sterk van elkaar verschillen. Er kunnen piekvaardigheden ontstaan of anders genoemd ‘eilandjes van intelligentie’. Toch moeten we voorzichtig zijn met deze benamingen, want deze uitschieters liggen niet steeds hoger dan bij de normale ontwikkeling. Vaak is het zelfs zo dat ze nog lager liggen dan bij de normale ontwikkeling en dus is het dus worden deze dan beter gezien als ‘minder dramatische achterstanden’. (Peeters, Theo, oktober 2009)

Afhankelijk van de ernst van het autisme en van de verstandelijke beperking, zullen deze kinderen helemaal anders scoren en elk op een specifieke manier benaderd moeten worden om de ontwikkeling zo goed mogelijk te laten verlopen in de mate van het mogelijke.

Autisme en leren

Aangezien het over heel jonge kinderen gaat, wordt het leren hier erg ruim bekijken. Alle ervaringen die het jonge kind met autisme opdoet en die het helpt in de toekomst door vb. te herhalen of net te vermijden, zijn al leerprocessen.

Jonge kinderen leren heel veel door spel. Bij kinderen met autisme gebeurt dit echter terug op een heel andere manier of in zeer beperkte mate.

Kinderen leren door dingen te doen en te zien. Ze proberen dingen uit of doen iets na van hun ouders. Dit noemen we imiteren. Ook kinderen met autisme leren door imitatie, maar de kwaliteit ervan laakt vaak te wensen over. Soms herhalen de kinderen alles zeer letterlijk en overdreven veel wat ze zien of horen. Het imiteren zelf komt ook veel later tot stand dan bij de normale ontwikkeling.

Doordat kinderen met autisme er naar streven om hun wereld zo constant mogelijk te houden, proberen ze minder vaak nieuwe dingen uit. Het kind met autisme voelt zich het veiligst in zijn gekende omgeving. Het ziet de wereld helemaal anders dan kinderen met een normale ontwikkeling. Ze ontdekken minder en lijken minder nieuwsgierig. Ze zoeken geen nieuwe uitdagingen op.

Daarbij komt nog eens dat kinderen met autisme vaak op een lager niveau functioneren en daardoor geen gepaste leermethode of aangepast leerproces vinden. Ze lossen problemen soms op een totaal andere manier op en hebben moeite met het begrijpen van mensen met een normale ontwikkeling.

Doordat er al zoveel moeilijkheden zijn in het leerproces wordt het voor het kind er ook niet gemakkelijker op om de cognitieve functies volledig tot ontwikkeling te laten komen.

Behandeling

Autisme is geen ziekte die genezen kan worden. Het is een handicap waarmee het kind zal moeten leren leven. Het is belangrijk bij de behandeling van kinderen met autisme dat we de omgeving aanpassen aan het niveau van het kind, niet omgekeerd. Op die manier kan het kind zich er goed in voelen en wordt er dus een veilige omgeving gecreëerd waarin het kind zich zo optimaal mogelijk kan ontwikkelen. Net daarom is het zo belangrijk om alles zeer voorspelbaar en duidelijk te maken. Dit gebeurt het best met visualisaties.

Tezelfdertijd moet het kind ook steeds gestimuleerd worden in zijn ontwikkeling omdat het vanuit zichzelf weinig stappen zal ondernemen om nieuwe dingen te ontdekken. Het kind moet aangespoord worden om het aanpassingsvermogen te vergroten waar mogelijk. Er mag niet teveel toegegeven worden aan de rigiditeit.

Daarnaast moet het storende gedrag aangepakt worden ten gevolge van het anders waarnemen van de wereld.

Om deze punten zo goed mogelijk aan te pakken is het noodzakelijk dat we de omgeving ook ondersteunen en informeren.

Een multidisciplinaire aanpak zal nodig zijn aangezien autisme een complexe pathologie is. Het onderscheidt zich moeilijk van mentale handicap op zo een jonge leeftijd én daarbij komt het ook vaak samen voor met andere problematieken zoals mentale of motorische handicap, ADHD…

Read also  Recognition of Types of Abuse and Neglect

Bij de behandeling blijft het steeds belangrijk om communicatie uit te lokken daar kinderen met autisme zeer veel problemen ondervinden op dit vlak.

Het is van groot belang om expliciete communicatie te hanteren die ondersteund wordt met visuele hulpmiddelen. Je zegt kort en bondig, met eenvoudige woorden en concrete taal wat er gebeuren moet en je beeld de activiteit uit met tastbaar materiaal. Er wordt best slechts 1 activiteit aangeboden per keer. Bij oudere kleuters kan een dubbele boodschap gegeven worden.

Het kind met autisme leert veel bij door imitatie. Nu we dit weten, kunnen we deze manier ook gebruiken om het kind bewust dingen bij te brengen. We spelen zelf een spel en laten het kind meespelen. De kleuter zal bepaalde situaties naspelen en leert op die manier zich te handhaven tijdens het spel. Toch moeten we het kind blijven sturen en erop toezien dat er geen negatieve vormen van imitatie ontstaan zoals vb. het blijven nazeggen van dingen.

Behandelingsmethoden autisme

Autisme is niet te genezen. We kunnen wel de symptomen zoveel mogelijk aanpakken.

  • DTT (Discrete Trial Training)
  • TEACCH-methode
  • (welke uitleggen? Uitleggen multidisciplinaire aanpak + mpi sterrebos in praktijk-stuk)

TEACCH-programma

De letters TEACCH staan voor: Treatment and Education of Autistic and related Communication handicapped Children.

Er is al wetenschappelijk onderzoek gedaan rond de Teacch-methode waarbij vastgesteld werd dat deze benadering een positief effect heeft.

Het Teacch-programma is een methode die zeer veel gebruikt wordt bij kinderen met autisme en aanverwante contactstoornissen. Het is een bepaalde benaderingswijze of behandelingsmethode die ons helpt bij het begeleiden van kinderen met autisme tot het bereiken van de hoogste functionaliteit. De kinderen met autisme worden ondersteund om zo zelfstandig mogelijk te leren functioneren in de maatschappij, afhankelijk van hun vermogen en van de mogelijke omgevingsveranderingen of -ondersteuningen.

Ook hier speelt de omgeving dus weer een belangrijke rol. Het is niet het kind met autisme dat zich moet aanpassen, maar de ouders, juffen, verzorgsters, het speelmateriaal,… Om dit te bereiken probeert men de omstaanders zoveel mogelijk informatie te verschaffen zodat het inzicht vergroot of het speelgoed op het niveau van het kind af te stemmen. Er wordt zoveel mogelijk individueel gewerkt.

Teacch houdt niet enkel rekening met de zwakke punten van het kind, ook de mogelijkheden worden in kaart gebracht. Deze vormen de basis voor het behandelingsplan dat multidisciplinair zal zijn, want het is op de bestaande vaardigheden en belangstellingen van de kleuter dat Teacht verder bouwt.

Het multidisciplinair werken is nodig om de veelzijdigheid van autisme aan te pakken. Dit is een belangrijke eigenschap van het Teacch-programma dat de behandeling van de kinderen met autisme op verschillende vlakken spreidt zoals sociale vaardigheden, vrijetijdsbesteding, communicatie…

De omgeving wordt gestructureerd en georganiseerd om het voor de kinderen met autisme het leven gemakkelijker te maken. Dit gebeurd nogal vaak via visuele voorstellingen, vb. pictogrammen. Naar tijdstructuratie toe werkt het MPIGO met dagschema’s en bepaalde werkstrategieën (wat doe ik eerst, wat dan en hoe controleer ik).

Aanpak van oriëntatieproblemen, tijdsbesef en problemen met juiste werkmethode

Deze 3 punten zijn zeker niet onbelangrijk voor de kleuter met autisme. Het zijn voor ons vanzelfsprekende dingen waarbij we niet meer stil staan, maar voor het autistische kind kunnen deze een ware nachtmerrie worden.

De aanpak van kinderen met autisme zoals die in het MPI Sterrebos gehanteerd wordt is opgesplitst volgens de belangrijkste hindernissen die de kinderen ondervinden. Deze zijn vooral de ruimte (moeite met het selecteren van prikkels, leren linken van activiteiten aan een plaats, …) het tijdsbesef (hoe lang iets duurt, hoe laat het is, ochtend of middag, wat is een week, …) en de werkmethode (hoe wordt iets aangepakt, waarmee begin ik, …).

Structuur in ruimte

De kleuters met autisme hebben graag een duidelijk beeld van wat er precies zal gebeuren. Vandaar dat het MPI zoveel mogelijk activiteiten linkt aan een bepaalde plaats zodat de kleuters op den duur weten wat er zal komen.

Ook al het speel- en leermateriaal ligt op een vaste plaats en via visualisaties wordt deze plaats nogmaals aangeduid.

De ruimte wordt ook zoveel mogelijk aangepast aan het kind. Tijdens het werken worden zoveel mogelijk sensorische prikkels geëlimineerd. Achtergrondlawaai wordt vermeden, het werkterrein wordt afgebakend.

Structuur in tijd

De dag wordt visueel voorgesteld d.m.v. pictogrammen die in een welbepaalde volgorde geplaatst worden. ‘s Morgens wordt er besproken wat er allemaal zal gebeuren die dag. Doorheen de dag worden de pictogrammen verplaatst zodat de kinderen weten wat er precies al voorbij is en wat er nog komen moet. Wanneer er plots iets veranderd gedurende de dag, dan kunnen de pictogrammen eenvoudigweg veranderd worden. Dit is minder beangstigend voor de kinderen aangezien de verandering duidelijk weergeven wordt.

In elke klas hangt er ook een aftelkalender. Elke dag wordt de voorbije dag doorstreept zodat kinderen zien wanneer er vakantie of een verjaardag aankomt.

Indien nodig kan er ook gebruik gemaakt worden van de time-timer, een klok waarbij je de tijd gemakkelijk visueel ziet wegtikken. Er moet echter wel op gelet worden dat het kind zich hier niet op gaat fixeren.

Structuur in werkmethode

Kinderen met autisme hebben vaak moeite bij het volgen van een bepaalde methode, vandaar dat er opnieuw gewerkt wordt met visualisaties. Het kind leert een bepaalde volgorde van handelingen opvolgen en leert zichzelf controleren.

Daarnaast wordt er ook aandacht besteed aan een juiste werkhouding (vb. mooi recht zitten op de stoel, niet te dicht op het blad kijken, …) en aan het tempo. Het tempo wordt zoveel mogelijk opgedreven tot een aanvaardbaar tempo met toch een goed eindresultaat. De werkhouding omvat belangrijke voorwaardelijke aspecten voor het leren zoals goede leer- en werkattitudes, goede taakgerichtheid, goede afwerking, …).

Er zijn heel wat gedragsregels en afspraken die gemaakt worden in de school om de kinderen een duidelijke structuur te geven.

Rekening houden met problematische ontwikkelingsaspecten bij kinderen met autisme

Van Doorn en Stavenga (2001) stelden verschillende problematische ontwikkelingsaspecten op. Deze zijn van belang om het kind met autisme op de juiste manier te benaderen, rekening houdend met hun manier van denken, leren en opvatten. Deze punten worden vermeld omdat ook het MPIGO deze probeert te respecteren.

Visueel denken en leren

Kinderen met ASS verwerken de informatie veel gemakkelijker wanneer deze visueel wordt voorgesteld. Verbale informatie raakt sneller vergeten of komt niet duidelijk over. Vandaar is het noodzakelijk om gebruik te maken van visualisaties.

Order Now

Order Now

Type of Paper
Subject
Deadline
Number of Pages
(275 words)