De Aanslag
Motivatie
Het boek ‘De Aanslag’ heb ik voor school moeten lezen. Onze klas heeft gezamenlijk dit boek moeten lezen, om zo een idee te krijgen wat voor ‘moeilijke’ boeken je moet gaan lezen in Havo 4m voor je lijst. Mijn mentor: Mevrouw V. Kan, heeft dit boekje uitgezocht samen met de andere Nederlands docenten.
Verwachting
Mijn eerste verwachting was wel aardig positief, omdat het boekje aardig klein was en leek dus redelijk snel uit te lezen.
Toen ik de titel las, riep er een aanslag uit de 2e Wereld Oorlog in me op. Een aanslag die de Duitsers hadden gepleegd op Nederland. Het sprak me wel aardig aan, omdat ik me best interesseer in de 2e Wereld Oorlog.
Op het boek stond zelf geen illustratie en achterop het boek stond ook geen kleine samenvatting waarover het zal gaan. Daarbij had ik dus geen gedachte gekregen.
Mijn verachting leek wel aardig overeen met de werkelijkheid van het verhaal. Ik vond het erg aangrijpend, omdat je erg meeleeft met het leven van de hoofdpersoon.
Eerste reactie
Mijn eerste reactie toen ik het boek begon te lezen was niet erg positief. Ik ben zelf al niet zo’n lezer. Ik vond het moeilijk om in het boek te komen. Daarmee bedoel ik het stukje van het proloog. ‘De soort van inleiding.’
Toen ik al een eindje op weg in het boek was, werd het lezen wel een stukje makkelijker. Je moet wel letten op details, die komen later in het verhaal weer van pas. (Dobbelsteen, As etc.)
Onder het lezen heb ik aantekeningen gemaakt, om bijvoorbeeld: De motieven beter te begrijpen. Het heeft goed geholpen. Zo heb ik het boek helemaal t/m het einde uitgelezen. Het is namelijk een pittig boek, vooral als je overstapt naar (volwassen) literatuur.
Samenvatting
Proloog
De Familie Steenwijk wonen in een kleine villa waarvan er vier dicht bij elkaar aan een kade staan. In het meest links gelegen huis (“Welgelegenâ€) woont de gepensioneerde procuratiehouder Beumer met zijn vrouw. Dan volgt: “Buitenrustâ€, waar Anton woont, daarnaast in “Nooitgedacht†wonen een stuurman op de grote vaart, Korteweg, en zijn dochter Karin, Die verpleegster is. In “Rustenburg†ten slotte woont het echtpaar Aarts, dat heel uitgezonderd leeft.
De vier huizen liggen heel geïsoleerd, alleen aan de overkant van het water liggen wat boerderijen en huisjes. Anton speelt vaak op de braakliggende grond achter de huizen of kijkt naar de schepen die door het kanaal varen.
Eerste episode, 1945
1.Het is avond. Vader, moeder, Peter en Anton Steenwijk zitten bij het licht van een carbidlantaarn kleumend bijeen in de enige kamer dien nog af en toe verwarmd wordt. Moeder haalt een trui uit, de zeventienjarige Peter maakt huiswerk, vader en Anton lezen. Af en toe beginnen ze een gesprek dat niet wordt afgemaakt, over een artikel dat Anton leest of over de vertaling die Peter gemaakt heeft. Peter plaagt Anton met zijn naam (Anton Mussert). Voor ze naar bed gaan, beginnen ze een spelletje mens-erger-je-niet. Het is bijna acht uur, spertijd, en buiten is het stil.
2.In die stilte vallen zes schoten. Peter gaat eerst kijken in de voorkamer en rent daarna naar buiten: er is iemand neergeschoten. Als Anton door het raam kijkt, ziet hij voor het huis van Korteweg een bewegingloze man liggen naast een fiets. Peter komt terug met de mededeling dat het Ploeg is. Fake Ploeg is hoofdinspecteur van politie en een berucht verrader. Zijn zoon, die ook Fake heet, zit bij Anton in de klas. Anton herinnert zich dat de jonge Fake op een ochtend kort na dolle dinsdag in jeugdstormuniform in de klas zat. Een leraar hield iedereen tegen, omdat hij weigerde les te geven aan leerlingen in uniform. Anton kreeg medelijden met de jongen en ging de klas in, waarmee hij het verzet brak.
Dan zien ze dat meneer Korteweg en Karin het lijk van Ploeg voor hun huis neerleggen. Peter vreest represailles en wil het lijk terugleggen of bij Beumer voor de deur deponeren. Het lukt moeder en Anton niet hem tegen te houden. Vader blijft gedurende de hele scène machteloos aan tafel zitten. Peter probeert het lijk alleen te verslepen, maar hij wordt gestoord door een gewapende patrouille. Met het pistool van Ploeg vlucht hij achter het huis van Korteweg. Hij komt niet terug en ze durven hem niet te gaan zoeken. Vooral vader is verlamd van angst. De Duitsers rammen hun deur. Dat de familie Steenwijk schuldig zijn staat meteen al voor hen vast, omdat vader in een boek van Spinoza, een jood, zat te lezen. Bovendien ontbreekt Peter. Ze worden naar buiten gevoerd, waar Anton wordt gescheiden van zijn ouders. Hij moet wachten in een auto. Hij ziet hoe ze hun huis vernielen en het ten slotte met handgranaten en een vlammenwerper in brand steken. In een vrachtauto worden geboeide mensen aangevoerd. Even meent hij de schim van zijn moeder te zien. Korte tijd later hoort hij het ratelen van een mitrailleur. Anton wordt naar het politiebureau van Heemstede gebracht, dat tjokvol is. Een menselijke brigadier sluit hem op in een cel waarin al iemand zit, die hij de volgende woorden toevoegt: “Je krijgt gezelschap, maar houd die jongen er buiten, wil je? Dit heeft al genoeg ellende dank zij jullie†(blz. 44).
3. In de cel is het aardedonker. Hij merkt dus pas dat het een vrouw is, als die vraagt wat er gebeurd is. Hij begint te huilen en ze troost hem, maar overtuigt hem er ook van dat de Duitsers de schuld zijn van zijn ellende en niet de illegaliteit. Anton vertelt haar dat hij het slachtoffer en diens zoon kent. Ze wil hem uitleggen dat de illegaliteit die man wel moest doden, maar dat barst zij in snikken uit. Als hij op zijn beurt een troostend gebaar maakt, legt ze zijn hand tegen haar borst en tast daarna zijn gezicht af om hem te kunnen ‘zien’. Hij heeft het gevoel dat het een soort inwijding is. Ze vertellen elkaar over een angstige belevenis in het duister. Anton wordt in zijn verhaal gestoord door geluiden van mishandeling. Ze leidt zijn gedachten af door te vertellen over licht en liefde, waarover ze eens een gedicht heeft willen schrijven. Hij begrijpt haar niet, maar is trots dat ze zo tegen hem praat. Ze vertrouwt hem toe dat ze houdt van een getrouwde man die dat zelf niet weet. En zo komt het gesprek weer op Antons ouders en op Peter. Ten slotte valt hij in slaap.
4. Na ruim een uur wordt hij uit de cel gesleurd door een SS’er, die woedend is dat ze hem bij die ‘terroristen’ hebben opgesloten. Anton blijkt bloed van haar op zijn gezicht te hebben, waaruit blijkt dat ze aan haar hand gewond is. De officier komt dat ‘vervloekte communistenwijf’ halen om haar naar de Euterpestraat te brengen. Anton wordt op een motorfiets naar de Ortskommandantur gebracht, waar hij even meneer Korteweg ziet.
De volgende morgen wordt hij gewekt door de vriendelijke Feldwebel. Hij krijgt te eten en heeft een gesprek met een even vriendelijke en bovendien Nederlands sprekende Ortskommandant. Deze omzeilt het antwoord op Antons vraag naar zijn vader en moeder. Felfwebel Schulz zal hem begeleiden naar zijn oom en tante Van Liempt in Amsterdam. Hij wordt in dikke legerkleren gepakt en mag meerijden in een klein konvooi vrachtwagens. Dit wordt kort voor Amsterdam beschoten door een spitfire. Er zijn slachtoffers, waaronder Schulz, die gruwelijk gewond raakt in een poging Anton te redden.
In Amsterdam ontfermt een Duitse generaal zich over hem. De man is verbijsterd over de behandeling die Anton heeft ondervonden. Er zijn zelfs geen papieren, want die had de Feldwebel. Korte tijd later haalt oom Peter hem op. Anton voelt dat hij de dobbelsteen van het mensen-erger-je-niet-spel nog in zijn zak heeft.
Tweede episode, 1952
1. Het eerste hoofdstuk is een terugblik naar mei 1945. Oom Peter hoort kort na de bevrijding in Haarlem dat Antons ouders op de rampavond in januari zijn doodgeschoten, tegelijk met negenentwintig gijzelaars; meneer Beumer heeft het gezien. In juni komt het bericht dat ook eter die avond is doodgeschoten. Voor Anton komen beide mededelingen dan al als een ‘boodschap uit voorhistorische tijden’. Hij doorloopt het gymnasium en gaat medicijnen studeren. Over de oorlog leest hij nooit meer iets: ‘Het gezin, waarvan hij deel had uitgemaakt, was onherroepelijk uitgeroeid, en aan die wetenschap had hij genoeg’. (Blz. 80)
2. Pas in 1952 gaat hij weer naar Haarlem, als hij een uitnodiging krijgt voor een feestje van een medestudent. Een oudere broer van die studiegenoot, een student tandheelkunde, heeft het hoogste woord over de dreiging van de communisten in Korea. Anton houdt zich afzijdig, hij voelt zich onbehaaglijk: ‘Hij had nooit meer naar Haarlem mogen gaan, hij had het moeten begraven, zoals doden begraven worden (Blz. 85) … – maar nu hij er eenmaal was, wilde hij voorgoed afscheid nemen’ (p. 86).
3. Hij gaat naar de kade. Als hij staat te mijmeren voor de lege plek waar zijn huis heeft gestaan, roept mevrouw Beumer hem binnen. Meneer Beumer is een demente, oude man geworden. Mevrouw Beumer vertelt dat er wel eens een onbekende man heeft staan kijken naar de plek waar ‘Buitenrust’ heeft gestaan. De Kortewegs zijn vlak na de bevrijding vertrokken, zonder iets te zeggen. Mevrouw Beumer kent de rol van de Kortewegs in het drama niet en dat zijn moeder een Duitser is aangevlogen en dat zij en Antons vader daarna zijn neergeschoten als beesten. Voordat ze er meer over kan vertellen, gaat Anton weg. Hij loopt langs het monument aan de overkant, opgericht voor de slachtoffers van de januari-avond, waarvan hij het bestaan niet kende. Hij leest de namen van zijn ouders, niet die van Peter. Dan gaat hij terug naar Amsterdam.
4. Zijn oom zegt hem dat hij hem wel verteld heeft van het monument, maar dat Anton de onthulling niet wilde bijwonen. Anton herinnert zich dat niet meer en voor het eerst voelt hij iets van angst voor dat afgesloten verleden; ‘Iets zuigends, een donker gat waar dingen in vielen zonder ooit een bodem te bereiken.’ (p. 106)
Derde episode, 1956
1. Sinds zijn kandidaatsexamen in 1953 woont Anton in een appartement in het centrum. Het verleden lijkt steeds verder weg, maar het blijft zijn reacties beïnvloeden. Na zijn doctoraal examen, tijdens zijn coassistentschap, besluit hij zich in anesthesie te specialiseren, vooral omdat hij geboeid is door het verschijnsel narcose. Voor politiek interesseert hij zich niet. Op aanraden van zijn oom stemt hij op de sociaal-democraten.
2. Hij woont vlak bij het hoofdkwartier van de communistische partij, waar na de inval van de Russen in Hongarije hevige relletjes zijn. Een van de deelnemers daaraan is Fake Ploeg; hij herkent Anton.
3. Waarom weet hij niet, maar hij nodigt Fake uit om mee te gaan naar zijn kamer. Fake, die precies op zijn vader lijkt, is naar Amsterdam gekomen om stenen te gooien. Op aandrang van Anton vertelt Fake over de tijd na de oorlog: zijn moeder in een kamp, hij in een internaat, verhuisd naar Den Helder, ambachtsschool in plaats van lyceum en armoe. Fake is opstandig: ‘We zitten bij elkaar in de klas, jouw ouders worden doodgeschoten, en toch studeer je medicijnen. Maar mijn vader wordt omgelegd en ik repareer geisers’. (p. 122) Het gesprek wordt steeds geladener, als blijkt dat Fake ook hetzelfde denkt als zijn vader met name over ‘diezelfde rotcommunisten … die hem hebben vermoord’ . (p. 124) Die acht hij ook schuldig aan de dood van Antons ouders, want ze hadden kunnen weten wat de gevolgen zouden zijn van hun aanslag. Hij verdedigt zijn vader als iemand met vaste beginselen en als Anton cynisch vraagt of zijn vaders naam soms ook op het monument had moeten staan, barst hij in snikken uit. ‘Toen jouw huis in de fik ging, kregen wij het bericht dat onze vader dood was. Heb je daar wel eens aan gedacht? Ik wel aan wat jou is overkomen, maar jij ook aan mij?’ (p.128) Radeloos gooit hij de spiegel in scherven en rent weg. Even komt hij nog terug om te zeggen dat hij nooit vergeten is dat Anton de klas inkwam, toen hij daar zat in het uniform van de jeugdstorm. Antons kamer is een puinhoop, want ook de oliekachel is gaan roeten.
Vierde episode, 1966
1. In 1959 doet Anton artsexamen en krijgt hij assistentschap in de anesthesie. Zijn eerste vrouw, Saskia de Graaff, ontmoet hij in 1960 in Londen. In 1961 trouwen ze. De vader van Saskia, die in de oorlog een hoge functie in het verzet heeft gehad, is net zo zwijgzaam over die periode als Anton.
2. Begin juli 1966 bezoekt Anton, samen met Saskia en zijn vierjarige dochtertje Sandra, de begrafenis van een journalist die bevriend was met De Graaff. De begrafenis, in een dorp ten noorden van Amsterdam, wordt bezocht door mensen die elkaar kennen uit het verzet: een minister, een beroemde dominee, een dichter, een uitgever, de burgemeester van Amsterdam. Het lijkt wel een reünie, vooral na de begrafenis, als de bezoekers in een café samenkomen. Er ontstaat een heftige discussie over de rol van de Amerikanen in Vietnam, over communisme en anti-communisme, over het koninklijk huis. In een stilte vangt Anton de volgende zin op: ‘Ik schoot eerst in zijn rug, en toen een keer in zijn schouder en in zijn buik, terwijl ik hem voorbij fietste.’ (p. 148)
3. De man die dit zegt is Cor Takes. Anton reageert in een reflex: ‘Kwam er toen nog een vierde en een vijfde schot? En toen nog een zesde?’ (p.149) Als Takes begrijpt wie hij is, neemt hij hem mee naar het stille kerkhof. Anton wil eigenlijk niet praten, om het gebeurde toch niet meer te herstellen is, maar Takes dwingt hem er min of meer toe. Hij dwingt hem ook te luisteren naar de gruweldaden van Ploeg. Anton constateert dat Takes de aanslag zit te rechtvaardigen, al legt hij de schuld voor de represailles duidelijk bij de Duitsers. Alsof hij wil aantonen dat niet alleen Anton geleden heeft onder de gevolgen van de aanslag, vertelt Takes dat zijn jongste broer een van de vermoorde gijzelaars was.
Takes blijkt niets te weten van het gesleep met het lijk van Ploeg. Hij is verbluft en vindt het stom dat ze het lijk niet gewoon hebben binnengehaald en weggewerkt. De hele scène staat Anton steeds duidelijker voor de geest, maar hij weet geen verklaring voor het feit dat de Korteweg het lijk voor hun deur hebben gelegd en niet voor die van Aarts. Hij wil bovendien het verleden later rusten, terwijl Takes juist alles wil weten. Daarom is hij ook regelmatig teruggegaan naar de kade. Hij bekent waarom deze ene aanslag hem zo dwars zit: als gevolg ervan is zijn vriendin geëxecuteerd. Anton beseft ineens dat zij de vrouw in de cel moet zijn, en ook dat hij haar eigenlijk altijd heeft gezocht. Op dit moment sterft ze voor hem, hij is hevig ontroerd. Hij kan niets over haar en het gesprek in de cel vertellen, alleen dat ze gewond was, toch is Takes ervan overtuigd dat zij het geweest is. Hij vertelt dat ze Truus Coster heet en dat Ploeg haar had aangeschoten. Drie weken voor de bevrijding is ze in de duinen geëxecuteerd. Nu huilen beide mannen. Ze worden door een bezorgde Saskia en een woedende mevrouw De Graaff van het kerkhof gehaald: ‘Kunnen jullie dan nooit ophouden over die rotoorlog?’ (blz. 166).
Voor ze afscheid nemen, stopt Takes een briefje in Antons zak.
4. Daarop staan Takes’ adres en telefoonnummer. Anton, Saskia en Sandra gaan met Saskia’s ouders ergens buiten eten. Anton is zwijgzaam tegenover Saskia en tegenover De Graaff, die zelf ook niet verder komt dan: ‘Misschien is het wel een geluk voor je, wat er vanmiddag gebeurd is. We hebben het allemaal opgeschort, maar nu komen de problemen’ (blz. 171). Later gaat Anton met Saskia en Sandra naar het strand. Hij is uit zijn evenwicht door de gebeurtenissen. Tijdens het zwemmen bevindt hij zich even in een soort bedreigend tussengebied en als hij op het strand in slaap valt, droomt hij van zijn oude huis. ‘s Avonds bedenkt hij dat het leven blijkbaar alles aan het licht komt. Hij verlangt ernaar de foto van Truus te zien die Takes heeft. Op dat moment herkent hij een foto van Saskia het beeld dat hij onbewust in zijn hoofd heeft van Truus: daarom heeft hi Saskia willen trouwen. Of heeft hij het beeld van Truus pas gevormd, nadat hij Saskia ontmoet heeft? Hij voelt dat hij met dit soort gedachten zijn huwelijk op het spel zet. Toch belt hij Takes.
5. De volgende dag gaat hij naar Takes, die in een verslonsde omgeving woont. Takes is woedend, omdat Lages is vrijgelaten. Voor hem is het nog steeds oorlog constateerd Anton, die zelf opvallend rustig blijft. Ze gaan naar het souterrain, een soort verzetshoofdkwartier, waar alles gebleven is zoals het in de oorlog was. Anton ziet Truus’ foto. Ze lijkt niet op Saskia, alleen de blik in haar ogen in dezelfde. Takes, die half dronken is, wil weten wat Truus die nacht gezegd heeft, maar Anton kan zich niets van het gesprek herinneren. Dan vertelt Takes over zijn verhouding met Truus: hij had zijn gezin in de steek gelaten voor haar, maar zij hield niet van hem. Hij vertelt over hun urenlange gesprekken over moraal, maar ook over de aanslag: zijn halfmislukte schoten, daarna twee schoten van Truus en het schot van Ploeg waarmee hij Truus verwondde. Takes heeft het pistool van Truus als een relikwie bewaard. Nu is Anton wel geëmotioneerd. Dan komt ook nog het bericht dat een van de ex-verzetsmensen zelfmoord heeft gepleegd, omdat Lages is vrijgelaten.
Laatste episode, 1981
1. Anton is in 1967 gescheiden van Saskia en in 1968 hertrouwd met Liesbeth, die kunstgeschiedenis studeert. In 1969 wordt hun zoon Peter geboren. Saskia is ook hertrouwd , maar de verhouding tussen haar en Anton blijft goed. Hij verdient zoveel, dat hij zich vier huizen kan veroorloven. Zijn migraine wordt wat minder, maar tegen zijn veertigste wordt hij neerslachtig en hij krijgt nachtmerries. Tijdens een verblijf in Italië raakt hij in een crisis, die begint als zijn blik valt op een aansteker in de vorm van een dobbelsteen. Het lijkt op de onrust die hij voelde tijdens en na het strandbezoek in 1966, maar dit is veel ernstiger. Na een injectie kalmeert hij. De aanvallen herhalen zich, maar minder erg en ze blijven ten slotte weg. Het verleden lijkt steeds verder weg te schuiven, wanneer oude mensen die hij goed kent, sterven: zijn tante, zijn voormalige schoonouders. In 1978, als Sandra zestien is, gaat hij op haar verzoek met haar naar Haarlem. Op de plaats van zijn huis staat een bungalow, ook de ander huizen zijn veranderd en alle ruimte is volgebouwd. Nadat ze samen naar het monument hebben gekeken, vertelt Anton haar over het gesprek met Truus Coster. Als Sandra zegt dat het gebeurde toch de schuld is van Truus, komt iets van wat zij toen gezegd heeft weer bij hem boeven: ‘Iedereen heeft gedaan, wat hij heeft gedaan, en niet iets anders’ en ‘… hij denkt dat ik niet van hem houd …’ (Blz. 220). Hij beseft dat alle herinneringen toch nog in zijn geheugen zijn opgeslagen. Hij is ontroerd, maar beheerste zich. Sandra voelt kennelijk wat er in hem omgaat en stelt voor het graf van Truus te bezoeken op de erebegraafplaats in Bloemendaal. Ze koopt en roos, een paarse, omdat de rode uitverkocht zijn, en legt die op het graf.
Cor Takes, die hij wil vertellen wat hij zich nu herinnert van het gesprek in de cel, is onvindbaar. Hij ziet hem nog één keer, in een televisieprogramma over het verzet. Op nog een manier wordt hij herinnerd aan het verleden: door de stad rijden steeds vaker bestelwagens met de letters FAKE PLOEG SANITAIR BV.
2. Op 21 november 1981 krijgt Anton een ondraaglijke kiespijn. Zijn tandarts wil hem alleen behandelen als hij belooft mee te lopen in de grote demonstratie tegen de atoombewapening. De tandarts is Gerrit-Jan van Lennep, die hij in 1952 op het tuinfeest heeft ontmoet en die toen vond dat hij in Korea tegen de communisten moest gaan vechten …
Anton, die aanvankelijk heel huiverig staat tegenover de demonstratie, voelt zich op aangename wijze opgenomen in menigte. In het begin loopt zijn zoon Peter met hem mee, maar die gaat daarna zijn eigen gang. Later ontmoet hij Sandra, die in verwachting is, met haar vriend Bastiaan. Hun korte gesprek loop op niets uit: ze irriteren elkaar. Dan botst hij op tegen Karin Korteweg, die hij aanvankelijk niet herkent.
3. Even is hij radeloos, maar hij weet zich te beheersen. Na lange aarzeling en op zijn aandringen begint ze te vertellen. Na lange aarzeling en op zijn aandringen begint ze te vertellen. Peter is bij hen naar binnen gevlucht, volkomen overstuur en heeft hen gedreigd. Haar vader liet dat zo: Het zou hun onschuld bewijzen en Peters schuld. Peter wordt door de Duitsers neergeknald en karin en haar vader worden naar de Ortskommandantur gebracht. Anton herinnert zich dat hij Korteweg daar heeft gezien. Zij heeft de Duitsers verteld dat Peter niets met de aanslag te maken had en ook dat zij en vader het lijk versleept hebben. Het interesseert hen niets. Met haar vader heeft ze nooit meer over het gebeurde gepraat. Na de bevrijding zijn ze geëmigreerd naar Nieuw-Zeeland, ze denkt omdat haar vader bang was voor Antons wraak. Daar heeft hij in 1948 zelfmoord gepleegd. Anton ervaart die mededeling als een soort genoegdoening. Karin vertelt waarom haar vader Ploeg heeft versleept: hij was bang dat de Duitsers hun huis zouden vernielen en daarbij zijn hagedissen doden. Hij had niet voorzien dat ze als represaille bewoners zouden doden. Toen bleek dat, dat toch gebeurd was, heeft hij de beesten doodgetrapt. Ten slotte wil Anton nog antwoord op een vraag: waarom hebben ze het lijk niet bij Aarts voor de deur gelegd? Karin wilde dat ook, maar haar vader wist dat daar drie joden ondergedoken zaten. Nu weet Anton dus alles en hij kan ook niet meer verdragen. Hij neemt haastig afscheid en laat Karin hulpeloos achter.
4. Hij vindt snel zijn zelfbeheersing terug, als hij wordt opgenomen in de stroom demonstranten. Plotseling is Peter er ook weer, samen lopen ze verder. ‘En met zijn hoofd een beetje schuin, als iemand die iets hoort in de verte, laat hij zich meenemen door de stad naar het vertrekpunt; met een korte beweging gooit hij zijn sluike grijze haar naar achteren, zijn schoenen sloffen en het is of zij wolkjes as opwerpen, ofschoon nergens as te zien is’ (Blz. 254)
Recensies
Schrijver
Mulisch, Harry
Titel
[Aanslag], De : roman
Jaar van uitgave
1982
Bron
HN-Magazine/Hervormd Nederland
Publicatiedatum
16-10-1982
Recensent
Recensietitel
Wie is schuldig: de bezetter, de verzetsman, de handlanger of de toeschouwer?
Er zijn in Nederland gelukkig nog auteurs die zich met de hedendaagse geschiedenis bezig houden: Louis Ferron, Theun de Vries en zeker ook Harry Mulisch. Zij staan in de geschiedenis, zoeken naar de wortels van bijvoorbeeld het fascisme, projecteren het verleden in het heden. In Duitsland worden soortgelijke schrijvers (Böll, Günter Grass) serieus bij politieke debatten betrokken; in Nederland moet een schrijver een randverschijnsel blijven.
Fascisme
Met zijn nieuwe roman “De [aanslag]” sluit Mulisch aan bij zijn studies en romans over het fascisme, het Duitse verleden, de tweede wereldoorlog, zoals Het stenen bruidsbed, De zaak 40/61 (over het Eichmannproces) en De toekomst van gisteren (met het belangrijke hoofdstuk Ontwerp van de fascistische tegen toekomst). Meer dan ooit heeft Mulisch in zijn roman de schuldvraag gesteld: wie is er schuldig aan de gewelddadige dood: de bezetter, de handlanger, de verzetsman, de toeschouwer? In januari 1945, wordt in Haarlem een [aanslag] gepleegd op een gehate handlanger van de bezetter. Het lijk wordt door een buurman en zijn dochter snel versleept naar de deur van de hoofdfiguur, Anton Steenwijk. De Duitsers treffen represaillemaatregelen: het ouderlijk huis van Anton wordt in brand geschoten, zijn vader en moeder worden omgebracht en zijn broer Peter, die was gevlucht met het pistool van de handlanger wordt terechtgesteld. Anton wordt afgevoerd naar een donkere cel, waar hij contact heeft met de vrouw die bij de [aanslag] betrokken was en die even de herinnering oproept aan Hannie Schaft, de vrouw die zo goed is beschreven in Het meisje met het rode haar van Theun de Vries.
De periode na de oorlog beschrijft Mulisch in vier episoden: 1952 (de koude oorlog; Korea), 1956 (de koude oorlog; Hongarije), 1966 (provo) en 1981 (IKV, vredesmars). Anton Steenwijk studeert medicijnen, wordt anesthesist, trouwt. Hij ontloopt het verleden, maar het verleden haalt hem voortdurend in. Stukje bij beetje wordt zijn verleden gereconstrueerd en wordt de schuldvraag scherper gesteld. Wie was er schuldig aan de dood van zijn familie? Bij de begrafenis van een voormalige verzetsheld wordt hij geconfronteerd met de geest van het verzet, met H.M. van Randwijk, maar ook met de oranje klanten die provohaters zijn geworden en het Vietnamese Bevrijdingsfront met de nazi’s vergelijken. Anton, die twaalf jaar was en een boek zat te lezen toen de [aanslag] werd gepleegd, raakt betrokken bij de excuses voor de liquidatie van zijn familie. Dat de liquidatie niet was voorzien is meer gehoord vanuit verzetskringen (zie bijvoorbeeld de [aanslag] die leidde tot het wegvoeren van de mannen van Putten). Later, tijdens de grote vredesdemonstratie in Amsterdam, ontmoet Anton het meisje dat met haar vader het lijk had versleept.
Waarom werd het juist voor de deur van de familie Steenwijk neergelegd? Het antwoord op die vraag wordt pas op de allerlaatste bladzijden gegeven. Omdat een goede roman (of die nu van Vestdijk, Graham Greene of Mulisch is) meestal een spannende verhaallijn heeft, een thrillerelement dat de voortgang van het verhaal stuwt, zou het antwoord op de laatste vraag het onthullen van dit element betekenen en dat laat ik op gepaste wijze na.
Zolang er nog wordt gesproken en geschreven over de tweede wereldoorlog, is de kans op een derde minder groot dan wanneer de opkomst en de ondergang van het Derde Rijk volledig zijn vergeten. Maar Steenwijk merkt dat hij bij een jongere generatie (zijn kinderen) moeite heeft om zijn verhaal te vertellen. Toch zet hij door en met hem Mulisch, ook zonder voetnoten – wie van de jongere generaties weet dat het blad Signaal een rijk geïllustreerd blad was dat bijna vijf jaargangen jubelde over het Duitse bloed en de Duitse helden. En wie van hen herkent de citaten van Van Randwijk? De kritiek die in deze vragen verborgen zou kunnen zitten, valt weg, omdat “De [aanslag]” vooral een roman is over een kind dat opgroeit en in zijn groei te maken heeft met een verschrikkelijk verleden, dat zich uitstrekt naar het heden: moord uit idealisme op een man die moordde uit zÃjn idealisme. Dit thema gaat verder dan een historische reconstructie van een [aanslag]. Het is het verhaal van elke dag. Mulisch (De toekomst van gisteren) heeft zijn roman chronologisch opgebouwd. Het is een bijna traditioneel verteld verhaal. Maar in elk hoofdstuk schuiven tijden over elkaar heen. In de episode 1945 wordt al vooruitgelopen op 1981. Het is de al in kaart gebrachte toekomst, omdat 1981 voor ons al verleden is. De verdere toekomst bestaat niet, aldus Mulisch. “Er is niets in de toekomst, zij is leeg, het volgende moment kan men sterven, zodat zo iemand dus met zijn gezicht naar het niets gekeerd staat, terwijl nu juist achter hem iets te zien is: het verleden, zoals bewaard in het geheugen. Als daarom de Grieken over de toekomst spreken, zeggen zij: wat hebben wij niet allemaal nog achter ons? En in die zin was Anton Steenwijk een Griek. Ook hij stond met zijn rug naar de toekomst en met zijn gezicht naar het verleden. Als hij nadacht over de tijd, zoals hij soms deed, zag hij de gebeurtenissen niet uit de toekomst komen en via het heden naar het verleden gaan, maar uit het verleden ontwikkelden zij zich in het heden, op weg naar een ongewisse toekomst.”
Verbanden
Dit filosoferen over de tijd is een specialisme van Mulisch, dat in deze roman tot in de kleinste details is uitgewerkt. Ook legt hij op bijna sluipende wijze verbanden tussen handelingen. Als Anton Steenwijk op bladzijde 90 de plaats van de [aanslag] bezoekt, krijgt hij de neiging de plek waarop het slachtoffer eens lag aan te raken. Mulisch schrijft dan:
“En dat beviel hem niet”.
Toegeven aan deze neiging zou namelijk kunnen betekenen: bij het slachtoffer willen horen, want op bladzijde 210 wordt beschreven hoe graag Anton zijn handen legt op de ruwe muur van zijn vakantiehuis in Toscane
“…. met het gevoel dat hij dan de hele aarde vasthield in zijn kamer”.
Er zijn meer van zulke verbanden in de roman te leggen. Ze maken het boek tot een heel bijzondere, hechte constructie, waarin elke regel met een andere te maken heeft. Een geslaagde roman, op het niveau van Het stenen bruidsbed.
Schrijver
Mulisch, Harry
Titel
[Aanslag], De
Jaar van uitgave
1982
Bron
Trouw
Publicatiedatum
21-05-2005
Recensent
Hugo Brandt Corstius
Recensietitel
Mulisch laat de oorlog een halve eeuw duren ; Hugo Brandt Corstius herleest ‘De [aanslag]’
Het kanon: oorlogsromans Januari 1945: een collaborateur wordt geliquideerd in de straat van Anton Steenwijk. De buren leggen zijn lijk vlug voor het huis van Antons familie.
Veel romans van Harry Mulisch beginnen met een ijzersterk eerste hoofdstuk. Denk aan de vermakelijke vriendschap tussen Harry en Hein Donner in ‘De ontdekking van de hemel’, of aan het idiote interview met de beroemde schrijver die veel van Mulisch heeft, in ‘Siegfried’. De lezer schurkt zich in haar leesstoel en begrijpt dat zij de hele nacht verder moet lezen.
En dan komt me er toch een flauwekul, een reeks symbolen en cimbalen, holle opschepperij en pretentieuze praatjes, dat je aan het eind alweer vergeten bent met wat voor schitterend hoofdstuk het boek begon. Hield Mulisch het maar bij zijn novellen!
‘De [aanslag]’ (1982) begint met een spannend, goedgeschreven en aangrijpend hoofdstuk over een avond in januari 1945 in een villawijk van Haarlem. De familie Steenwijk -vader, moeder, twee zonen- begint net een potje Mens-erger-je-niet als er buiten zes schoten vallen.
Door hun raam zien ze dat er iemand van zijn fiets is geschoten en dat buren het lijk voor het huis van de Steenwijks sjouwen. Peter, de oudste zoon, rent naar buiten en staat even later met het pistool van de neergeschoten politieman in de huiskamer van die buren. De Duitsers komen. Ze vermoorden als represaille de ouders en de broer van Anton Steenwijk en steken hun huis in de brand.
De twaalfjarige Anton brengt een nacht door in de cel waar ook de vrouwelijke helft van het paar aanslagplegers gevangenzit. Hij spreekt daar met haar over de [aanslag], maar kan haar in het donker van de cel niet zien. Zij wordt geëxecuteerd. Anton wordt naar Amsterdam gebracht, door een Duitser. Die Duitser heet Schulz -misschien om Vestdijk te pesten (zie ‘Het kanon’ van 14 mei 2005, over ‘Pastorale 1943’). Anton gaat bij zijn oom en tante wonen.
Natuurlijk had na de bevrijding in mei 1945 alles direct opgehelderd kunnen worden. Toen kon men immers de manlijke aanslagpleger die ontsnapt was, de buren die het lijk versleepten, en de inwoners van de drie andere villa’s ondervragen, misschien zelfs de Duitsers die de moord op drie onschuldige mensen op hun geweten hadden.
Maar dat gebeurt niet. Het lijkt alsof het Anton en ook zijn oom, de broer van zijn vermoorde moeder, niet interesseert.
Onwaarschijnlijk? Zulke dingen gebeurden. En bovendien: het geeft aan de schrijver Harry Mulisch de gelegenheid om in vier hoofdstukken, die spelen in 1952, 1956, 1966 en 1981 de ouder wordende Anton Steenkamp zelf langzaam de vragen aangaande de ware toedracht en de schuld van het drama te laten beantwoorden.
In elk van die vier hoofdstukken ontmoet Anton een van de medespelers in het drama die een draadje van de knoop losmaakt: een buurvrouw, de zoon van de neergeschoten politieman, de andere aanslagpleger, en ten slotte de dochter van de buren die het lijk verplaatsten. De laatste antwoordt op de vraag: “Waarom versleepten jullie het lijk niet naar het andere buurhuis?”: “Omdat daar drie joodse onderduikers zaten”.
Dat getal 3 lijkt even te wijzen op de rekensom: 5 doden bij die buren is erger dan 3 doden bij de familie Steenwijk, maar de echte rekensom, die toen nog niet gemaakt hoefde te worden maar nu wel, was natuurlijk: drie zekere doden is erger dan een aantal onzekere doden.
Aan het eind van het boek weten wij en Anton de waarheid. Veel moeilijker is het vraagstuk van de schuld. Bij Vestdijk was in ‘Pastorale 1943’ het liquideren van een Nederlandse verrader nog een heldendaad.
Hier komt de vraag naar voren: had het verzet geen rekening moeten houden met de consequenties van hun [aanslag]? De aanslagpleegster zei in januari 1945 in hun cel tegen de 12-jarige Anton: “Wie het gedaan heeft, heeft het gedaan, en niet iemand anders.” Zesendertig jaar en 170 bladzijden later zegt Anton tegen zijn dochter: “Iedereen heeft gedaan wat hij heeft gedaan en niet iets anders.”
Ik kan wel gaan zeuren over kleine Mulischiana als de terugkerende dobbelsteen, die bijna een zelf-parodie op ‘s schrijvers verslaafdheid aan symbolen lijkt, op de initialen AS (Archibald Strohalm, Anton Steenwijk, [AanSlag]) die vaak als as aan het eind van hoofdstukken neerdwarrelt, op de verafgoding van de Nederlandse hogere stand enerzijds en de Nederlandse communisten anderzijds, alsof die twee samen het Hollandse volk vormen.
Maar liever zeg ik dat ‘De [aanslag]’ het beste Nederlandse boek is over de naweeen van de Duitse bezetting. Het eerste hoofdstuk blijft vanwege zijn gewelddadige inhoud de lezer het meeste bij, maar dat wil niet zeggen dat de volgende hoofdstukken minder goed geschreven en minder spannend zijn.
Gerard Kornelis van het Reve beschreef, autobiografisch en zogenaamd on-literair, in ‘De ondergang van de familie Boslowits’, nauwkeurig hoe een Amsterdamse jongen de jodenvervolging registreerde.
Simon Vestdijk beschreef, met behulp van eigen ervaringen en fantasie, in ‘Pastorale 1943’ eerlijk hoe onbeholpen het verzet werkte. Die twee boeken spelen alleen in de jaren van de Duitse bezetting. Harry Mulisch heeft in ‘De [aanslag]’ laten zien hoe de Tweede Wereldoorlog in Nederland nog een halve eeuw na de bevrijding voortduurde.
Met deze recensenten ben ik het wel redelijk mee eens. Het is niet zo dat ik dit boek, zoals de erin de 1e recensie werd gesproken over: ‘Een geslaagde roman, op het niveau van Het stenen bruidsbed.’
De 2e recensent is helemaal in shock van hoe heftig het er allemaal aan toe gaat. Hij vindt het prachtig, indrukwekkend hoe Harry Mulisch na de bevrijding de oorlog beschrijft. Het leeft nog een halve eeuw voort.
Deze recensenten zijn het ook met elkaar eens, ze vinden het allebei een goed en een geslaagd boek.
Eindoordeel
ONDERWERP:
Het onderwerp sprak me erg aan! Ik interesseer me erg in de verhalen over de 2e Wereld Oorlog. Ik heb verder nog niet echt boeken gelezen over de 2e Wereld Oorlog. Ik kijk liever de film. Dan heb ik het gevoel dat ik me nog meer inleef. Ik heb alleen het boek Oorlogswinter gelezen. Verder heb ik de films gekeken van bijvoorbeeld: Zwartboek, Oorlogswinter, Valkyrie etc.
DE GEBEURTENISSEN:
Het belangrijkste gebeurtenis, is de aanslag op Fake Ploeg. Het leven van Anton Steenwijk heeft er mee te maken. Hij verliest zijn vader, moeder en broer. Het heeft een hele impact op Anton, Hij gaat in der loop van de tijd naar aanwijzingen zoeken wie het gedaan kan hebben. Hij wil de vraag beantwoorden : ‘Wie is hier de schuldige voor geweest?’, wie heeft al die ellende veroorzaakt. Deze gebeurtenis had wel impact op me, je kunt precies meevoelen wat Anton meemaakt. Deze gebeurtenis speelde zich af voor het huis van Anton, genaamd: Buitenrust. Aan de rand van Haarlem. De plek waar de aanslag heeft plaatsgevonden heeft een symbolisch teken. Elke keer als Anton er terug komt voelt hij het verdriet weer en de narigheid die er is gebeurt.
DE PERSONEN:
De hoofdpersoon:
Anton Steenwijk:
ï‚· hoofdpersoon
ï‚· rustig, beschouwend en intelligent.
 gevoelig (scène in de cel, gesprek met Sandra)
ï‚· interesse voor kunst
ï‚· desinteresse voor politiek en geschiedenis
ï‚· hij heeft geen vijanden, maar eigenlijk ook geen vrienden
ï‚· niet agressief of haatdragend (ook niet t.o.v. Duitsers of Fake Ploeg)
Anton is de hoofdpersoon van De aanslag. In het begin van het verhaal is hij 12 en aan het eind 48 of 49 jaar. Omdat hij in 1981 door zijn buurmeisje van zo’n 35 jaar geleden herkend wordt, kan gezegd worden dat zijn uiterlijk met de jaren niet veel veranderd is: lang, slank, donker haar en hij lijkt erg op zijn vader. Anton probeert de oorlog zo veel mogelijk te vergeten, maar hij wordt er – of hij wil of niet – steeds weer mee geconfronteerd. In de loop van het verhaal komt hij meer over de aanslag op Ploeg en de gevolgen daarvan voor de betrokkenen, te weten. Hij is een rond karakter.
Onderlinge relaties:
Vader, moeder en broer Peter:
Zij vormen met Anton het gezin Steenwijk. Anton is echter de enige overlevende van de oorlog.
Saskia de Graaff:
De eerste vrouw van Anton.
Sandra:
De dochter van Anton en Saskia.
Liesbeth:
De tweede vrouw van Anton.
Peter:
De zoon van Anton en Liesbeth, genoemd naar de in de oorlog doodgeschoten broer van Anton.
Cor Takes:
Verzetsstrijder die Ploeg heeft doodgeschoten.
Deze personen waren duidelijk herkenbaar in het boek. Er werden duidelijke beschrijvingen bij de personen gegeven. Elk van die had een eigen kenmerk, zo werd Cor Takes gezien als een slecht man : ‘Fake Ploeg doodgeschoten.’
Anton Steenwijk is een persoon die het verder in zijn leven heel moeilijk heeft. Zijn vader, moeder en broer peter zijn geëxecuteerd. Ik zou als ik die situatie had meegemaakt waarschijnlijk hetzelfde hebben gedaan. Op zo’n moment weet je niet precies wat je moet doen en gaat toch proberen om nog iets moois van je leven te maken!
DE OPBOUW:
Dit boek is geschreven in chronologische volgorde. Vanaf het stuk voor de aanslag tot zijn ongeveer zijn 48/49e leeftijd.
Hert verhaal is opgedeeld in episodes. Het zijn er in totaal : 5. In elke episode zit een belangrijk gebeurtenis, die erg bepalend is voor het verhaal.
· 1e episode : WO2 / de hongerwinter
· 2e episode: Korea-oorlog / ontmoeting met Beumer
· 3e episode: Hongaarse opstand / ontmoeting met fake ploeg
· 4e episode: Vietnam oorlog / Ontmoeting Cor Takes
· Laatste episode (5e): Demonstratie in Amsterdam / ontmoeting Karin Korteweg
Mulisch gebruiktt het perspectief van de alwetende verteller. Zie eerste regel van het verhaal (pag. 7):’Ver, ver weg in de tweede wereldoorlog woonde een zekere Anton Steenwijk met zijn ouders en zijn broer aan de rand van Haarlem’. Op bepaalde momenten wordt het perspectief verlegt naar Anton (personele ik-verteller), maar als er op die manier informatie achterblijft, licht hij de lezer onmiddellijk zelf in. Vooral als de andere personen ter sprake komen, is de alwetende verteller die de lezer informeert en vertelt. Overigens kent de lezer de andere personen alleen door wat ze zeggen of doen, niet door wat ze denken.
Het boek had een goed einde na mijn idee. Anton had over alle vragen die hij wilde weten een antwoord? Maar over 1 vraag vroeg hij zich altijd nog af, ‘Wie is nou de schuldige in deze aanslag?‘ Als Anton goed nadenkt komt hij wel op een antwoord. ‘Iedereen heeft wel iets te maken en iets gedaan in deze oorlog. Ik kan niemand er alleen voor laten opdraaien.
TAALGEBRUIK:
Dit boek had vrijwel een moeilijke taal. Er zaten soms wel moeilijke woorden in. Met hulp van een woordenboek en een ander persoon ( vader, moeder) kwam je er vrijwel makkelijk uit. De geschreven taal was anders dan wat ik altijd gewend ben. Dit is al volwassen literatuur en moet je goed opletten op de motieven die in het verhaal voorkomen. Die zijn belangrijk in het verhaal, die komen steeds weer terug.
Uittreksel
Titel:
Aanslag, De
Geschreven door:
Mulisch, Harry Auteursinformatie
Jaar:
1982
Taal:
Nederlands
Vorm:
Roman
Periode:
1980-
Thema:
Schuldvraag , Wereldoorlog II
Bron:
Literama Modern, 7e druk, 1999
Uitgever:
Walvaboek
De aanslag (1982)
Harry Mulisch (1927)
De schrijver Het werk van Harry Mulisch kenmerkt zich door een rijke verbeeldingskracht, grote taalvirtuositeit en wrevel over de verstarde samenleving. Zijn veelzijdige oeuvre omvat romans, verhalen, gedichten,wijsgerige verhandelingen, toneelstukken en documentaires. Hij verwierf zich grote bekendheid met de in opdracht van het ministerie van OKW geschreven roman Het stenen bruidsbed (1959), waarin het voor Mulisch zo kenmerkende thema van dood en vernietiging een overheersende rol speelt.Autobiografische gegevens vinden we in Voer voor psychologen (1961), waaruit blijkt hoe afkerig Mulisch is van psychologen en psychologische interpretaties van literatuur.Hoewel hij niet in de eerste plaats een maatschappijkritisch schrijver is, blijkt zijn maatschappelijk engagement uit Bericht aan de rattenkoning (1966) over de provo-relletjes in Amsterdam en Het woord bij de daad (1968), het verslag van een reis naar Cuba. In 1982 verscheen De aanslag, een buitengewoon boeiende roman die zich afspeelt in en na de Tweede Wereldoorlog.De roman Hoogste tijd (1985) handelt over de verhouding tussen verbeelding en werkelijkheid.Hoofdfiguur is een oude revue-artiest, die een hoofdrol mag spelen in een modern toneelstuk. De pupil (1987) behandelt de geschiedenis van een zich van zijn schrijverschap bewust wordende jongeman,
spelend in het Italië van 1945. De belangrijkste thema’s in de roman De elementen (1988) zijn tijd en eeuwigheid, geboorte en dood. In 1989 verscheen Het beeld en de klok, dat wel een ‘autobiografische fantasie’ wordt genoemd. Grote bewondering oogstte Mulisch voor zijn meesterwerk De ontdekking van de hemel, dat in 1992 verscheen. Voor De Procedure (1998) kreeg hij eveneens enthoustiaste reacties.
De titel spreekt voor zich: het leven van de familie Steenwijk krijgt een totaal andere wending door de aanslag op Fake Ploeg.
Het motto luidt: ‘Overal was het al dag, maar hier was het nacht, neen meer dan nacht’. Het is ontleend aan de Romeinse senator C. Plinius Caecilius Secundus, die verslag doet van de rampzalige uitbarsting van de Vesuvius in het jaar 79. Pompeï werd bedolven en kwam in een absolute duisternis. Zo’n ramp is ‘de aanslag’ voor Anton: hij komt terecht in een diepe duisternis.
Thema In de Tweede Wereldoorlog wordt een foute politieman doodgeschoten. Dit heeft zeer ingrijpende gevolgen voor het gezin Steenwijk. De problemen van schuld en verantwoordelijkheid die hiermee verbonden zijn, beheersen het gehele boek.
Motieven:-
het menselijk leven dat door het lot wordt bepaald (symbool: de dobbelsteen);
– de verwoestende werking van het vuur; dit motief komt verschillende keren terug;
– de goede haat en de verkeerde haat;
– het opsporen van de verborgen achtergronden in het leven (symbool: het oplossen van cryptogrammen);
– het vergeten van de afschuwelijke gebeurtenissen (Anton wordt anesthesist: specialist in het ‘vergeten’).
Er komen veel motieven in het boek voor die elkaars tegenstelling zijn: liefde-haat, goed-kwaad, schuld-onschuld, licht-duisternis.
Fictie en werkelijkheid:
In de roman De aanslag hebben we uiteraard te maken met fictie. Toch komen er in het boek gebeurtenissen en personen voor die aan de werkelijkheid zijn ontleend. De verzetsstrijdster Truus Coster vertoont zeer opvallende overeenkomst met Hannie Schaft. Fake Ploeg doet denken aan Fake Krist, een politieman die op 25 oktober 1944 aan de Westergracht te Haarlem werd doodgeschoten.Van deze dode politieman bestaat een foto die Harry Mulisch gebruikt heeft bij de beschrijving van de op straat liggende Ploeg. Zie het boek van Ton Kors getiteld Hannie Schaft (Amsterdam, 1976). Sjoerd doet denken aan de journalist Henk van Randwijk.
Opbouw en tijd:
De opbouw van het boek is in zekere zin te vergelijken met die van een klassieke tragedie: een proloog gevolgd door vijf episodes. Elke episode duurt één of enkele dagen. Het gehele verhaal omvat een tijdsbestek van bijna zevenendertig jaar.
Vertelperspectief:
Er is sprake van een alwetende verteller, die het verhaal ‘stuurt’. Desalniettemin zien we de meeste gebeurtenissen door Antons ogen. De verteller wijst soms vooruit en plaatst gebeurtenissen in een bepaald historisch verband.
Karakteristiek: De hoofdpersoon van de roman is duidelijk een roundcharacter. Hij maakt een ontwikkeling door.Aanvankelijk is hij volgzaam en wat timide; later wordt hij zelfstandiger en zelfbewuster. De andere figuren zijn flatcharacters.
SAMENVATTING
‘Proloog’
Aan de rand van Haarlem staan langs het Spaarne vier villa’s. In ‘Buitenrust’ woont de familie Steenwijk: vader (griffier bij de rechtbank), moeder, Peter (zeventien jaar) en Anton (twaalf jaar). Links van hun huis staat de villa van de familie Beumer en rechts het huis van meneer Korteweg en zijn dochter Karin.
‘Eerste episode, 1945’
Op een avond in januari 1945 wordt de familie Steenwijk opgeschrikt door zes schoten. Voor het huis van de buren Korteweg ligt het lijk van Fake Ploeg, hoofdinspecteur van politie. Korteweg en Karin slepen het lijk voor het huis van de familie Steenwijk. Peter rent naar buiten om het dode lichaam weer weg te zeulen. De Duitsers komen; Peter vlucht weg en neemt het pistool van Ploeg mee.Anton en zijn ouders worden uit hun huis gehaald en de villa wordt in brand gestoken, nadat eerst de ruiten kapot zijn geslagen. Anton wordt in een auto gestopt en weggevoerd. Wat er met zijn ouders gebeurt, weet hij niet. Hij wordt in een cel in het politiebureau in Heemstede geworpen. In deze cel zit al een vrouw. Ze troost Anton en praat met hem over de fascisten (‘ze zullen zeggen, dat het de schuld van de illegaliteit is’) en over de noodzaak hen te haten.
Anton wordt de volgende dag overgebracht naar de Ortskommandant in Haarlem, van wie hij naar zijn oom en tante in Amsterdam mag gaan. Tijdens de rit van Haarlem naar Amsterdam wordt het konvooi door een Engels vliegtuig beschoten, waarbij enige doden vallen. In Amsterdam komt Anton bij een Duitse generaal terecht, die vriendelijk voor hem is. Oom Peter haalt hem op.
‘Tweede episode, 1952’
Anton wordt opgevoed door zijn oom en tante, een kinderloos doktersechtpaar aan de Apollolaan te Amsterdam. Na de oorlog blijkt dat zijn ouders en Peter in de fatale nacht ter plekke zijn doodgeschoten.Anton reageert beheerst, hij gaat niet op onderzoek uit.Na het gymnasium gaat hij medicijnen studeren. Als hij tweedejaars is, wordt hij door een studiegenoot uitgenodigd op een feestje in Haarlem. Zo komt hij in 1952 voor het eerst weer terug in de stad die hij in januari 1945 heeft verlaten. Het feestje wordt voor hem een teleurstelling, omdat een paar brallerige studenten kwetsende opmerkingen maken. Anton wordt hierdoor herinnerd aan hetgeen hij in de oorlog heeft meegemaakt. De aansporingen om zich als vrijwilliger aan te melden voor de oorlog in Korea doen hem besluiten het feestje vroegtijdig te verlaten.Op de terugweg komt hij langs de kade waar zijn ouderlijk huis heeft gestaan. Mevrouw Beumer roept hem binnen. Ze vertelt dat Antons moeder op die fatale januari-avond een Duitser is aangevlogen en dat zij en haar man daarna zijn doodgeschoten. Anton vertrekt zwijgend en loopt langs het monument dat is opgericht voor de slachtoffers van de januari-tragedie. Hij leest de namen van de gefusilleerden,waaronder die van zijn ouders. De naam van Peter staat er niet bij.Bij navraag blijkt dat zijn oom hem wel verteld heeft over het monument, maar dat hij de onthulling niet wilde bijwonen. Anton voelt voor het eerst iets van angst voor het afgesloten verleden.
‘Derde episode, 1956’
Na zijn kandidaatsexamen gaat Anton op kamers wonen in de binnenstad van Amsterdam. In 1956vallen de Russen Hongarije binnen. Dagenlang is het rumoerig rond het hoofdkwartier van de CPN in Amsterdam (het gebouw Felix Meritis). Tijdens een relletje ontmoet Anton in het portiek van zijn huis Fake Ploeg jr., die een kei in zijn hand heeft. Op de kamer van Anton ontwikkelt zich een heftig gesprek.Omdat zijn vader in de oorlog fout was, heeft Fake niet kunnen studeren. Hij werkt nu in een zaak voor huishoudelijke artikelen. Hij is fel anti-communistisch (‘Het zijn niet toevallig diezelfde rotcommunisten geweest, die mijn vader hebben vermoord.’). Anton verwijt Fake dat het de vrienden van zijn vader waren, die Antons familie hebben uitgeroeid. Fake wordt woedend en verbrijzelt de spiegel met zijn kei.Kort daarop ontploft de oliekachel, waardoor de kamer vol roet komt. (Er is sprake van een herhaling van hetgeen in januari 1945 is gebeurd. de Duitsers sloegen de ruiten kapot en staken het huis van Antons ouders in brand.)
‘Vierde episode, 1966’
In 1959 doet Anton artsexamen. Hij krijgt een assistentschap in de anesthesie en gaat in de buurt van het Leidseplein wonen. Hij werkt in het Wilhelmina Gasthuis. In Londen ontmoet hij de stewardess Saskia de Graaff. Een jaar later trouwen ze. Ze kopen een half huis in de buurt van het Concertgebouw.De vader van Saskia is ambassadeur in Athene. In de oorlog speelde hij een belangrijke rol in het verzet.Begin juni 1966 wordt Sjoerd begraven. Hij was een bekend journalist, die in de oorlog in het verzet zat.Omdat hij een vriend was van De Graaff, gaan Anton, Saskia en hun dochtertje Sandra ook naar de begrafenis. Na afloop van de plechtigheid komt Anton in contact met de verzetsstrijder Cor Takes. Deze heeft Fake Ploeg doodgeschoten. Anton wil eigenlijk niet meer over het gebeurde uit de oorlog praten,maar Takes moet zijn hart luchten. Hij tracht zich te rechtvaardigen door te vertellen over de gruweldaden van Ploeg. Over het gezeul met het lijk van Ploeg weet hij niets. Hij vertelt over zijn vriendin Truus Coster. Zij blijkt het meisje te zijn met wie Anton een nacht in de cel heeft gezeten.Anton hoort nu dat ze drie weken voor de bevrijding is terechtgesteld. Takes geeft zijn adres en telefoonnummer aan Anton.Anton gaat met zijn gezin en schoonouders ergens lunchen. Daarna gaat hij met Saskia en Sandra naar het strand. Door de onthullingen van Takes is hij helemaal uit zijn evenwicht. Hij wil de foto van Truus die in het bezit is van Takes, zien. In een foto van Saskia herkent hij het beeld, dat hij sinds 1945 in zijn hoofd heeft van Truus.De volgende dag gaat Anton naar Takes, die nog helemaal met zijn gedachten in het oorlogsverleden leeft. Het vrijlaten van de oorlogsmisdadiger Lages maakt de verzetsheld woedend. Anton ziet de foto van Truus. Takes vertelt over zijn verhouding met Truus. Zij was het die de laatste twee schoten op Ploeg afvuurde. Ploeg heeft haar daarna nog met een schot verwond. Anton is zeer geëmotioneerd.
‘Laatste episode, 1981′
Anton en Saskia zijn gescheiden en Anton is hertrouwd met Liesbeth, die kunstgeschiedenis studeert.Ze hebben een zoon: Peter (1969). Anton verdient veel en heeft vier huizen. Hij is vaak in Italië. Hij wordt neerslachtig en heeft soms ook last van een crisis.In 1978 gaat hij met Sandra naar Haarlem. Op de plaats waar het verbrande huis heeft gestaan, is een bungalow gebouwd. Ze bezoeken het monument en het graf van Truus Coster op de erebegraafplaats in Bloemendaal. Sandra legt een roos op het graf. Door de emoties weet Anton nu plotseling wat Truus in de cel tegen hem gezegd heeft. Als Anton het aan Takes wil vertellen, blijkt het huis van de verzetsman te zijn gesloopt.Tijdens de vredesdemonstratie op 21 november 1981 te Amsterdam ontmoet Anton Karin Korteweg.Van haar verneemt hij dat Peter in januari 1945 bij de Kortewegs is binnengevlucht. De Duitsers hebben hem neergeknald. Korteweg en zijn dochter zijn naar de Ortskommandatur gebracht. Anton herinnert zich dat hij Korteweg daar even heeft gezien (zie p. 59). Hij hoort nu ook waarom Korteweg het lijk weg wilde hebben: hij was bang voor zijn hagedissen. Toen bleek welke represaillemaatregelen de Duitsers namen, heeft hij de beestjes zelf doodgetrapt. Hij wilde het lijk niet voor het huis van Aarts leggen,omdat daar drie joden ondergedoken zaten. Nu weet Anton alles. Hij laat Karin hulpeloos achter en wordt opgenomen in de stroom demonstranten. Samen met Peter loopt hij verder.
Uit de mediatheek van : uitrekselbank.nl
Uitsmijter
Dit boek geef ik een 7,omdat ik het wel een redelijk goed boek vind. In dit boek moet je goed op de motieven letten, want die komen steeds terug.
Als je dit leest moet je, je hoofd er wel goed bij hebben.
Dit boek wil ik graag aanbevelen aan jongeren. (Zo vanaf 15 jaar).
Order Now